Afgelopen weekend waren de jongens er niet. Dan is het rustig. Nou ja, rustig... In ieder geval rustiger dan met twee stuiterkonijnen op Duracell-baterijen in huis. Dan is alles een stuk gemoedelijker, om het maar op z'n Brabants te zeggen.
Onze dochter merkt dat ook. Af en toe loopt ze vragend door het huis te zoeken, luidkeels te roepen naar verloren broers. Maar over het algemeen... roept ze gewoon luidkeels, eigenlijk. Want zo, wat heeft die een volume in dat kleine keeltje zitten.
Maar goed, over het algemeen is het dus ook gezellig als die twee apen er niet zijn. Want dan heeft het kleine meisje alle aandacht van papa en mama voor zichzelf en dat is leuk. Knuffelen, puzzelen, bankhangen, rondjes rennen, boodschappen doen. Helemaal leuk. Oh ja, en samen ontbijten, lunchen en avondeten. Minder leuk.
Fases. Kent u ze nog? Nou, ik wel. Op dit moment zitten we in een 'ik wil dit niet eten' fase. Dan is het na vier happen opeens wild met het hoofd schudden, de kaken stijf op elkaar houden en erg boos kijken als je het ook maar in je hoofd haalt om met die vork in de buurt te komen. En of het nou een boterham met smeerkaas of een stuk bloemkool is - allebei dingen die ze normaal gesproken erg lekker vindt - dat maakt niet uit.
En zo zitten we aan de lunch. Wij hebben broodjes, zij een boterham met kruidenkaas. Hartstikke lekker. Vindt zij ook. De eerste acht happen in ieder geval. Dan wordt het opeens minder lekker. Wilt ze niet meer. Schudt ze nee. Begint ze stukjes op tafel te leggen en later zelfs op de grond te gooien. De schavuit!
Mama werkt niet mee. Mama vindt dat ze de boterham op moet eten voordat ze iets anders krijgt. Mama houdt voet bij stuk.
Mama kijkt boos. Dochter kijkt boos terug. Ze raken verwikkeld in een staarwedstrijd die haar weerga niet kent. Twee 'forces of nature' die aan elkaar gewaagd zijn. Eén ding is zeker: als blikken konden doden, werd er nu niet geknuffeld.
Ik kijk toe. Durf niets te zeggen, niet te bewegen, durf nauwelijks te ademen. Dit ritueel moet haar doorgang vinden. Dit is het moment dat moeder en dochter elkaar uittesten, een heuse krachtmeting op mini-formaat.
Ik houd me stil. Het enige wat ik durf te bewegen, zijn mijn ogen. Ze dartelen op en neer tussen mijn vrouw - wat is ze mooi als ze boos is - en mijn dochter - wat is ze schattig als ze boos kijkt. Ik probeer zo klein mogelijk te worden, haast onzichtbaar, om er maar voor te zorgen dat geen van beiden deze papa ziet. Dat die twee hun boze blikken niet op mij richten omdat ik tussenbeide probeer te komen.
Ik vraag me af of het over tien, twaalf, vijftien jaar er nog zo aan toe gaat. Als de pubertijd begint of al in volle gang is. Dan zit ze niet meer vast in een kinderstoel. Dan wordt er inwendig gevloekt, uitwendig gestaard en heel boos gekeken. En dan stormt de verliezer weg, de deur hard achter zich dicht smijtend.
En dan zit ik daar. Muisstil, zo klein mogelijk in een hoekje. De winnende partij, haar gigantische boze blik - doch voorzien van een gezonde dozering triomfantelijkheid - op mij gericht, klaar voor het volgende gevecht.
Ik hoop dat het niet mijn vrouw is. Ik hoop dat het niet mijn dochter is. Want geen van beiden kan ik op zo'n moment meer bieden dan een 'knuffel nodig?'."Had jij ook nog wat?"
Ja, ik besef het me goed. Terwijl ik nog maar wat verder oefen aan mijn onzichtbaarheid, spookt er maar een gedachte door mijn hoofd.
Ik ben gedoemd.